Goede Hoop, een terugblik

Lelijke leuzen
Lelijke leuzen

Zes weken later en ik kijk opnieuw naar ‘Goede Hoop’, over de relatie van Nederland met Zuid-Afrika. Het is een dag voor de expositie in het Rijksmuseum sluit. Inmiddels zijn er meer dan honderdduizend bezoekers langs de beelden, de vitrines en objecten getrokken en werd een lawine van commentaar op deze reconstructie van een getroebleerde geschiedenis uitgestort.

Continue controverse

Het voelt vertrouwd dat Zuid-Afrika nog steeds controverses oproept. Dat deed het immers altijd. Al in de zeventiende eeuw beklagen Janszoon en Proot zich in een brief aan hun werkgever, de Verenigde Oost-Indische Compagnie, over het sadistische geweld dat landgenoten inzetten tegen de oorspronkelijke bewoners van Zuid-Afrika. Als de Britten zich in Zuid-Afrika melden, tonen veel Nederlanders sympathie voor de Boeren. Men voelt stamverwantschap maar anti-imperialistische sentimenten tegen het Britse rijk spelen evenzeer een rol. De Nederlandse regering schippert met haar houding tijdens de Boerenoorlog. Men wil zich solidair tonen met de Boeren zonder de handelsbetrekkingen met het Verenigd Koninkrijk op het spel te zetten. In de vorige eeuw is de apartheidspolitiek de splijtzwam die verschillende kabinetten bijna ten val brengt. Al in de jaren zestig weigert de toenmalige Koningin Juliana naar Zuid-Afrika te reizen uit afkeer van die politiek. Haar echtgenoot Prins Bernhard laat zich echter uitbundig fêteren door het toenmalige schrikbewind in Pretoria. Er wordt vanaf de tweede helft van de jaren zeventig volop gedemonstreerd en tijdens spoeddebatten en congressen staan de ontwikkelingen in Zuid-Afrika hoog op de politieke agenda. Er groeit een machtige solidariteitsbeweging die op momenten met succes knaagt aan de officiële weigerachtigheid om al te actief stelling te nemen. We leven in een tijd van continue controverse. Zijn het de witten die het tempo van de veranderingen in Zuid-Afrika bepalen, zoals de toenmalige Minister van Buitenlandse Zaken Van den Broek steevast betoogt? Heeft het ANC het recht de wapens op te nemen? Wie kan beschouwd worden als legitiem vertegenwoordiger van de zwarte meerderheid? Dient een culturele boycot de vrijheidsstrijd? Treffen sancties en boycot niet juist de zwarte bevolking?

En ook nu waait het stevig rond Goede Hoop. Dat lijken de makers al in vroegtijdig stadium te voorzien. Op hun vraag zo’n twee jaar geleden of de tijd wel rijp is voor een onbevangen blik op de relatie tussen beide landen moet ik het antwoord schuldig blijven. Waarom niet? Als ik er in de dagen na ons gesprek over nadenk, schieten me verschillende lafhartige pogingen in Zuid-Afrika om in exposities recht te doen aan de geschiedenis te binnen. De afschuw van het racistische systeem schreeuwt uit de begeleidende teksten. De pijn die zwart Zuid-Afrika is aangedaan kan niet indringender in beeld worden gebracht. Meestal zie je alleen maar slachtoffers, geen mensen die in verzet komen. Dilemma’s van de bevrijdingsstrijd worden verhuld. Meestal worden deze exposities door witte mensen gemaakt. Laat niemand twijfelen aan ons engagement, lijken ze te zeggen. De nieuwe regering kan op ons vertrouwen. Wij staan aan de goede kant. Onwillekeurig vraag je je af: heeft men iets goed te maken? Zouden deze museale collega’s onze vrienden van het Rijksmuseum zo de stuipen op het lijf gejaagd hebben dat al twee jaar voor de expositie opent rekening wordt gehouden met zwaar geschut?

Dekoloniaal lingo

‘Goede Hoop’ bevat nogal wat sporen van de angst die de makers inboezemt voor de verwachte critici uit de hoek van zwarte activisten en pleitbezorgers van een gedekoloniseerde blik op de geschiedenis. Maar ik twijfel er geen moment aan dat zij afschuw voelen voor wat door de bezetters is aangericht. Het spreekt uit de begeleidende teksten en uit het taalgebruik dat, hoewel niet altijd consequent, recht wil doen aan het huidige dekoloniale lingo. De bewering in een artikel van de Zuid-Afrikaanse kunstcritici Thato Rossouw en Phumzile Twala dat Van Riebeeck ‘groot en overal aanwezig is’ in Goede Hoop is onzin. Dat geldt ook voor de kritiek die veelvuldig op Twitter langskwam dat in de expositie de Zuid-Afrikaanse geschiedenis begint bij de aankomst van Van Riebeeck. Goede Hoop weerlegt juist het recent nog door PVV-kamerlid Bosma geventileerde misverstand dat Zuid-Afrika bij de komst van de kolonisten nagenoeg leeg was en in zijn krankjoreme denkwereld blijkbaar inpikbaar. Het verwijt van Rossouw en Twala dat zwarte Zuid-Afrikanen die met waardering over de expositie spreken het bewijs vormen van ‘eeuwenlang inferieur onderwijs’ is ronduit denigrerend.

Van de mensen die de expositie in de afgelopen maanden bezochten, kreeg ik juist de indruk dat het hen niet ontgaan was hoezeer Nederland betrokken was bij en verantwoordelijkheid droeg voor een geschiedenis van segregatie en apartheid. Vanzelfsprekend moeten voor een beoordeling van Goede Hoop ook het begeleidende boek, de randprogrammering en de teksten van de audiotour worden meegewogen. Met name dat boek is indrukwekkend. De schrijvers van een open brief die op 15 mei op OneWorld verscheen en die betogen dat een erkenning dat kolonisatie ‘zowel een historische misdaad als ook een gewelddadig proces is’ ontbreekt, raad ik aan de beklemmende bijdrage van de zwarte filosoof en talkshow-host Eusebius McKaiser te lezen. Overigens is ook de door Adriaan van Dis geschreven proloog in dit boek belangwekkend. Dat Van Dis in een interview stelde ‘Er is teveel Afrika in Zuid-Afrika’, zoals de briefschrijvers beweren is onzin, en beschadigend.

Jaren tachtig sfeertje

Juist de graffiti op de muren – slogans tegen landjepik, het Afrikaans en onderdrukking – zette mij aan het denken. Niet, zoals de briefschrijvers in OneWorld schrijven, omdat hier sprake is van ’toe-eigening van ‘protest’ in het tentoonstellingsdesign’ waardoor de indruk van een ‘onterechte claim op een inbegrip van deze stemmen’ ontstaat, ‘zonder dat deze stemmen daadwerkelijk zijn gehoord.’ Mij lijkt dat je met zo’n redenering wel alle musea kunt sluiten.

Ik vroeg me juist af of zulke graffiti de expositie zou hebben gehaald als de expositie het tastbare resultaat zou zijn van coproductie van makers uit beide landen? Zouden de Zuid-Afrikanen wel iets gezien hebben in het klakkeloos overschilderen van deze slogans en het creëren van dit jaren tachtig sfeertje?

Ik denk het niet en ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat deze bombastische statements een gebrek aan samenwerking moeten compenseren. Natuurlijk, de makers consulteerden honderden mensen, zowel in Zuid-Afrika als hier. Maar dat is iets anders. Meewerken aan een opzet die al in grote lijnen vaststaat verschilt van een aanpak waarbij het museum in een laboratorium verandert, niet werkt op basis van al gemaakte keuzes, nieuwe inbreng waardeert en aan het twijfelen slaat.

Ravage

Je kunt ook zeggen: Goede Hoop onderzoekt juist de rol van Nederland in en met betrekking tot Zuid-Afrika. Dat mag zo zijn maar dan is er wel het nodige misgegaan in de wijze waarop de expositie is gepositioneerd, namelijk als ‘het verhaal over ‘Zuid-Afrika en Nederland vanaf 1600.’ De vraag is ook in hoeverre men zich kan beperken tot een benadering die dit verhaal alleen vanuit ‘ons’ perspectief belicht? Onze daden hadden immers consequenties en richtten een ravage aan. Juist daarom is de roep om representatie van wat nogal badinerend ‘de ander’ wordt genoemd terecht.

Ik hoor de makers vragen: en hoe zou dat er dan uitzien? Ik trap er liever niet in, juist omdat ik dan voor die ‘anderen’ ga bedenken wat hun inbreng is. Maar wie weet zou het verzet van zwarte Zuid-Afrikanen zelf, de idealen waarvoor mensen in opstand kwamen en het gedachtegoed dat in al die decennia van protest rijpte een sterker accent hebben gekregen? Wellicht zou ‘1948’ – het jaar waarin de Nationale Partij aan de macht kwam en apartheid officieel werd – niet aan expositie voorbij zijn gegaan (het boek besteedt er wel aandacht aan). Net als het Rivonia Proces dat Zuid-Afrika voor decennia van leiderschap beroofde. Hoe reageerde Nederland op het aan de macht komen van Malan? Wat waren de bevindingen van de derde secretaris van de Nederlandse ambassade, Coen Stork, als waarnemer bij het proces? En waarom werd het verzet van witte Zuid-Afrikanen (Bram Fischer!) tegen de apartheid steeds weer uit het Nederlandse blikveld weggeretoucheerd?

En, o ja, ik denk dat voor een andere fotograaf dan Pieter Hugo zou zijn gekozen. Prachtig werk, daar niet van, hoewel het niet altijd ontkomt aan een voorzichtig exotisme. Maar in de arena’s van de internationale kunst – Venetië, Kassel, MoMa, Tate – had men toch wel een zwarte Zuid-Afrikaanse fotograaf kunnen spotten die aan het verlangen naar glamour van de toenmalige Rijks-directie voldeed?

Schuld, schaamte … en internationalisme

Dat gebrek aan samenwerking wreekt zich ook een tikkeltje in de wijze waarop de anti-apartheidsbeweging in Nederland over het voetlicht komt. De eerste beelden laten een extremistische aanslag van RaRa zien. Dat zet gelijk al een toon die me weinig bevalt. Vervolgens komen de posters in beeld. Tandenknarsend beaam ik dat die van Boycot Outspan waarop het hoofd van een zwarte man wordt uitgeperst erbij zit – controverse! – een iconische is maar hier had ik nu graag het commentaar van een zwarte Zuid-Afrikaanse tentoonstellingsmaker erop gelezen. Een erger staaltje van minachting voor het zwarte lichaam is toch niet denkbaar?

Dan is er de gouden voetbal die Gullit aan Mandela schonk, en, opnieuw, een RaRa attribuut. Waar is de jazz die onze cafés en concertzalen veroverde, de container met lesmateriaal voor de ballingenschool, de vriendschappen, liefde soms en wat daar dan weer uit voortkwam? In een tekst aan de wand wordt de Nederlandse solidariteit toegeschreven aan het gevoel van schuld en schaamte dat bij veel Nederlanders leefde, en aan de nauwe banden die Nederland met het apartheidsregime onderhield. Over dat ‘nauwe’ kun je nog wel een boom opzetten. Ongetwijfeld hebben schuld en schaamte een rol gespeeld. Maar we leefden toch ook in een tijd waarin een zeker internationalisme mensen aanmoedigde tot protest – lees Spanje, Portugal, Chili, Vietnam, Indonesië, Griekenland, Angola, Mozambique, enzovoorts?

Non-racialisme

Eind maart publiceren NRC Handelsblad en Trouw een opiniestuk van Nick Shepherd en Christian Ernsten die aan museale opleidingen in Zuid-Afrika en Nederland verbonden zijn. Aanvankelijk blijf ik hangen op hun bewering dat met de ‘Rhodes Must Fall’ studentenbeweging Zuid-Afrika een post-post-apartheid tijdperk is binnengetreden waarin anti-racisme geen rol meer speelt. Vandaag gaat het om dekolonisatie, het omver trekken van koloniale symbolen, herverdeling. De stelling irriteert me omdat hier het begrip antiracisme verkeerd gehanteerd wordt. Veel betrokkenen bij de strijd tegen de apartheid werden geïnspireerd door de idee van non-racialisme, en dat iets anders dan dat je tegen racisme bent of dat je kleurenblind bent. Het non racialisme is een typische vondst uit de ideeën fabriek van Nelson Mandela, Walter Sisulu, Lilian Ngoyi, Rusty Bernstein en Bram Fischer. Het keerde zich tegen de tijdens de Europese Verlichting gelanceerde ‘raciale classificatie’, tegen het misverstand dat er rassen bestaan en dat die zich in een bepaalde hiërarchie tot elkaar verhouden. Wit boven, zwart onder. Ik zou zeggen dat aan dat idee in Zuid-Afrika nu juist grote behoefte bestaat en dat de strijd tegen de huidige crises op alle fronten gediend is met het denken dat eraan ten grondslag ligt.

Mij inspireerde dat idee overigens hevig, het ging dwars in tegen alle superioriteitswaan, daar en hier.

Na mijn tweede bezoek aan de expositie heb ik het opiniestuk opnieuw gelezen en herken ik vingerwijzingen waarmee ik het van harte eens ben. Begrijpelijkerwijs is de expositie ingedeeld in tijdvakken, en dienen personen als vertegenwoordiger van die tijdsvakken. Maar zodoende, betogen de schrijvers terecht, wordt het moeilijk het continuüm in de Zuid-Afrikaanse geschiedenis, en in de Nederlandse en Europese rol daarin, te doorgronden. Om verbanden te zien. Om te begrijpen dat het toen tal van sporen heeft achtergelaten in het nu. Daar ben ik het mee eens. En ook daarvan denk ik dat makers uit een andere wereld dan de onze er meer oog voor hadden gehad.

3 thoughts on “Goede Hoop, een terugblik”

  1. Mooi, genuanceerd betoog. Ik zag de expo ook twee keer, en was niet verbaasd dat ik er niet in slaagde er met enige afstand en rust een oordeel over te vellen. Ik heb genoten van veel elementen in het eerste deel van de tentoonstelling, maar liep vast toen ‘onze’ geschiedenis – die van de anti-apartheidsbeweging – aan bod kwam. Misrepresentatie. Inderdaad geen aandacht voor de (zo wezenlijke!) interactie tussen Zuid-Afrikanen en Nederlanders in hun gezamenlijke verzet. Zou ik uit schaamte de aa-beweging zijn binnen gewandeld? Apekool! Politiek engagement, de drang om een bijdrage te leveren aan de anti-imperialistische strrijd; ik was de enige niet. Apartheid niet zien als een op zichzelf staand verschijnsel, maar een exces. Maar al bij al is Goede Hoop een nuttige bijdrage aan de discussie over de relaties tussen Nederland en Zuid-Afrika. En die gaat nog wel even door.

  2. Ben zo blij met de reactie van Bart … ook ik heb de expo gezien en dacht wat klopt nou niet eigenlijk ? Nu dat ik de reactie van Bart lees is het precies de vinger op de zere plek!

Comments are closed.