Verborgen motieven

‘Kun je een wereld veranderen die niet de jouwe is?’ Dat is de prangende ondertitel van de film Bridging the gap die aanstaande zondag op IDFA in premiere gaat en gisteren werd voorvertoond in het Amsterdamse Ketelhuis. de film vertelt het verhaal van Daniel Knoop die in Cameroun voor de Wereld Voedsel Organisatie (FAO) gaat werken. De film volgt zijn tocht: de voorbereidingen, het feest, het vertrek, het afscheid van Kriton, zijn geliefde, op Schiphol. Dan: de aankomst in Cameroun, het nieuwe kantoor, de opsomming door een VN ambtenaar van wat hij allemaal niet mag om wille van zijn veiligheid. In de loop van de film komt er een einde aan Daniel’s relatie. Kriton mist blijkbaar wat zijn vriend met Afrika heeft. Door de afstand is de liefde ontoepasbaar geworden. Daniel heeft er veel verdriet van maar kan daar maar weinig over kwijt. In Cameroun is sprake van actieve vervolging van homoseksuelen. Als hij ondanks alle vrijheidsbeperking die de FAO hem min of meer oplegt alsnog in contact weet te komen met de homoseksuele subcultuur in dat land krijgt de film een onverwacht en dramatisch einde. Maar het betekent geen afscheid van Afrika. Volgende week vertrekt de hoofdrolspeler naar Kinshasa, een andere baan binnen de FAO.

So far so good. Een mooie, ingetogen film die alle 83 minuten de aandacht weet vast te houden. Maar waar slaat die ondertitel nu op? In het nagesprek overvalt mij het ongemakkelijke gevoel dat de film in een agenda past: die van de praktisch idealisten. Deze nieuwe stroming in de ontwikkelingshulp richt zich veelal op jongeren en vindt dat je hulp zelf moet doen. Daar kun je geen logge, overbureaucratische en stroperige hulpindustrieen bij gebruiken. Die staan alleen maar in de weg. Dat zijn, zeg maar, onpraktische idealisten. Is het negatieve beeld van de FAO in de film niet wat versterkt, omdat dat de boodschap dient?

Is Daniel eigenlijk wel naar Cameroun vertrokken om de wereld te veranderen? Ik geloof er niets van. Natuurlijk speelt dat idealisme mee. Maar zijn er niet evenzeer andere, vaak onuitgesproken, motieven. Het Afrikaanse licht. De natuur. Het klimaat. De heftigheid. De traagheid (die een groeiend aantal Afrikaanse jongeren juist meer en meer tegenstaat)? Het avontuur? De elegantie, de geur, de geluiden, de mannen, wellicht? Waarom wordt door die opgepaste ondertitel Daniel’s besluit om in Afrika te wonen versimpeld tot een keuze van de hulpverlener die de hulpbehoevende tegemoet schiet? Waarom blijft de vraag ongesteld wat Afrika hem biedt? Dat Daniel er, ook zonder Kriton, uiteindelijk gelukkig is – misschien niet elke dag, maar vaker wel dan niet – lijkt voor een deel van het publiek onaanvaardbaar. Maar een tante (of was het zijn oma) zegt: ‘Dat wisten we al toen Daniel nog heel jong was, dat hij later in Afrika zou gaan wonen.’