graceland, paul simon en de culturele boycot

Een lichte verbijstering overvalt me als ik naar die prachtige documentaire over Graceland kijk. Mijn herinnering: verpletterend project, meeslepende muziek, betoverende concerten, mijlpaal in de solidariteit met de strijd tegen apartheid. 1986, net in dienst getreden bij de Anti-ApartheidsBeweging Nederland, ik.

A man walks down the street
It’s a street in a strange world
Maybe it’s the Third World
Maybe it’s his first time around
He doesn’t speak the language
He holds no currency
He is a foreign man
He is surrounded by the sounds
The sounds
Cattle in the marketplace
Scatterlings and orphanages
He looks around, around
He sees angels in the architecture
Spinning in infinity
He says Amen and Hallelujah

(You can call me Al, Paul Simon)

Goed, ik weet wel dat er gedoe was. Drie vervelende jongens in London die vonden dat Simon met zijn Graceland-project de culturele boycot tegen Zuid-Afrika doorbrak. Ook Dali Tambo was erbij betrokken. Waarom had Simon het ANC niet om toestemming gevraagd?
De documentaire bevat een gedetailleerde reconstructie van het drama. Bommeldingen bij concerten. Hooglopende debatten. Verwijten dat blanke zangers niets van Afrikaanse muziek begrijpen. In een ontmoeting met Simon, 25 jaar later, waant Dali Tambo zich de woordvoerder van een historisch gelijk. Het geluk van de artiesten die Simon in zijn project betrok – Ladysmith Black Mambazo, Ray Phiri, Miriam Makeba, Hugh Masekela, zoveel anderen – was ondergeschikt aan de pijn van de natie, en de natie wilde een boycot, aldus Tambo. Uit naam van de ‘struggle’ spreekt hier de man die als kind naar Londen afreisde alwaar hij ontelbare Zuid-Afrikaanse noodtoestanden lang als balling het slachtofferschap uitbaatte.

Ergens in het diepste geheim ontstonden in de tweede helft van de jaren tachtig de eerste contacten tussen het ANC en vertegenwoordigers van het blanke minderheidsbewind. De beweging begon zich voor te bereiden op een toekomst zonder apartheid. Terwijl de oekazes tot boycot elkaar bleven opvolgen, groeide er een praktijk van meer en meer samenwerking tussen kunstenaars en artiesten uit Zuid-Afrika en wereldwijd. Eind 1987 besloten driehonderd Zuid-Afrikaanse kunstenaars en ‘cultureel werkers’ tijdens een ontmoeting in Amsterdam nog meer de nadruk te leggen op die samenwerking. Barbara Masekela, de zuster van musicus Hugh en hoofd van het Cultureel Departement van het ANC, acteur en theatermaker John Matshikiza, zoon van de legendarische Todd (maker van de King Kong musical), de African Jazz Pioneers, Breyten Breytenbach, Farid Esack, Abdullah Ebrahim, Nadine Gordimer, William Kentridge, ze waren er allemaal bij.
Van Dali Tambo werd nadien niet veel meer gehoord. Totdat hij begin jaren negentig naar Zuid-Afrika terugkeerde en in televisietalkshows voormalige doodseskaders van de apartheid interviewde, binnengehaald op vrolijke muziek en begeleid door halfblote meiden met een veer in hun kont. Die gesprekken leken Dali in het belang van de verzoening. Van zijn honorarium kocht hij een villa en nam hij personeel in dienst. Dat wacht hem op in een rijtje als hij van een buitenlandse reis terugkeert.
Als je de verhalen over Dali Tambo hoort krijg je verdomme zin om iets te boycotten.