20 jaar


20 jaar
Rond elf uur belde Lucia vanuit Shell House. “Niet de stad ingaan’, zei ze, “als ik uit het raam kijk, zie ik overal lijken liggen”. Het was een maand voor de eerste vrije verkiezingen in Zuid-Afrika. Incidenten volgden elkaar snel op, telkens nieuwe pogingen om het onvermijdelijke te voorkomen. Witte mannen met zwart geschminkte gezichten hadden bloedbaden ontketend. Rechtse boeren trokken zich terug in militaire trainingskampen om zich op een burgeroorlog voor te bereiden. Niemand nam nog de trein van Soweto naar het centrum van Johannesburg. Herhaaldelijk hadden ‘reizigers’ opeens het vuur op medereizigers geopend. In de weken die volgden zou het aangeschoten brandy-coke commando van Eugene Terre’Blanche’s Afrikaner Weerstands Beweging Bophuthatswana binnenvallen. Ze schoten een door de apartheidsmachthebbers aangestuurde dictator, Lucas Mangope, te hulp. Hier regeerde een man die geloofde dat hij God was en zich een afstammeling waande van een Noord-Afrikaanse stam die ooit naar het zuiden migreerde. Het Palace of the Lost City, dat in de jaren tachtig door de Nederlander Bart Dorresteijn naast Sun City werd gebouwd, is een eerbetoon aan dit misverstand. Alles om Mangope te behagen zolang hij danste naar de pijpen van de blanken. Totdat de mensen er genoeg van hadden, de straat opgingen en zelfs het leger van Bophuthatswana zich van hem afkeerde. Na een bloedbad te hebben aangericht, werden de mannen van Terre’Blanche de stad uitgedreven. Er werden er drie aangehouden, uit hun auto gesleurd en standrechtelijk ge-executeerd. Het was allemaal op televisie te zien net toen huisgenoot Ayaz en ik een feestje gaven. Door drie of vier knallen richtten alle blikken zich op het tv-toestel. Gejuich.

Maar vandaag trokken twintigduizend Inkatha-aanhangers richting Shell House, het hoofdkantoor van het ANC. Bewapend met bijlen, panga’s, speren, geweren. Dan wordt vanuit het kantoor het vuur op de menigte geopend. Dan wordt er teruggevuurd en gaat de politie zich ermee bemoeien, in die dagen een recept voor verdere escalatie. Dan belt Lucia. Als het gesprek beeindigd is, omhels ik Kadir van Lohuizen die net uit Nederland gearriveerd is. “Niet de stad ingaan, Kadir. Het is oorlog”, zeg ik. Kadir trekt zijn jack weer aan, pakt zijn camera en gaat de stad in.

Zoveel herinneringen. Ze spoken door mijn hoofd en verstoren mijn nachtrust. De openings-scenes van een leven in Johannesburg dat net had aangevangen. Het begin van de voorlopig mooiste, meest enerverende en gelukzalige, en soms droevigste periode in mijn leven. Gesprekken met geinteresseerde journalisten en een aangrijpende VPRO documentaire – The Bloody Miracle van Bert Haitsma – voeren me naar die tijd terug.
Heimwee.
“Maar al dat geweld … Het had zo mis kunnen gegaan”, zegt iemand. Twintig jaar later bekruipt me de angst dat dat zomaar had gekund. Toen bekroop me geen enkele twijfel dat de ingeslagen weg naar democratie zou leiden. En zo ging het.